Als we langs het paard naar achteren bewegen vanaf de cervicale wervelkolom, dan komen we bij het volgende gedeelte; de thoracale wervelkolom. Dit gedeelte dankt zijn naam aan het feit dat hij direct boven de thorax ligt, ofwel; de borstholte. Standaard heeft een paard 18 thoracale wervels. Speciaal aan deze wervels is de lengte van de uitsteeksels aan de bovenkant; de processus spinosi, die een grote range laten zien in lengte.
Zelfs zonder precies te weten welke wervel je in je handen hebt, kun je hem een plaats geven in de rij van 18 wervels. Maar, deze wervels hebben meer specifieke kenmerken, zoals de drie vlakjes op iedere wervel voor aanhechting van de ribben.
Om ze zo neer te leggen zoals hierboven op de foto is een goede manier om ze te vergelijken, maar geeft natuurlijk geen goed beeld van hoe ze in een lichaam gepositioneerd zijn.
En, waarom de laatste wervel er anders uitziet wat kleur betreft, dat is een lang verhaal maar heeft niks met het dier of de wervel te maken, maar meer…tja, met de ruimte in de vriezer en de temperatuur buiten.
De thoracale wervels; T1 t/m T18
T1 is uniek. Deze wervel zorgt samen met C7 voor de overgang van de cervicale naar de thoracale wervels. Zijn processus spinosus is langer dan die van C7, maar nog niet half zo lang als die van T2 en is duidelijk meer gepunt dan de anderen. De processus articularis (de uitsteeksels die contact maken met de naastliggende wervels) aan de voorkant zijn vrij groot, zoals ook op de cervicale wervels. Degene die verbinden met T2 zijn al veel kleiner en hoe verder naar achteren hoe kleiner de processus articularis worden.
De eerste rib heeft een verbinding met de voorkant van T1 en met de achterkant van C7.
Door zijn positie in het lichaam, aan de basis van de hals, tussen de voorkant van de schouderbladen en onder lagen van spieren, is T1 niet voelbaar. Ook T2 is niet bij alle paarden te voelen. En dan alleen wanneer het paard zijn hoofd naar beneden heeft. T3 is meestal de eerste wervel die je tegenkomt. Om deze te voelen, voel je over de bovenkant van de ruggengraat voor aan de schoft. Je voelt een bobbeltje (de processus spinosus), gevolgd door een holletje (de ruimte tussen twee processus spinosi in). Afhankelijk van de conditie van het paard (zowel wat vet als spieren betreft) kun je over de rug iedere wervel afzonderlijk voelen of niet.
Hoewel T3 en T4 meestal de langste processus spinosi hebben, is het door hun positie in het paardenlichaam meestal T4 of T5 die het hoogste punt vormen van de schoft. Vanaf dat punt worden de processus spinosi korter tot ongeveer T15.
Door de positie van de wervels in het lichaam is de langste processus spinosus niet persé het hoogste punt in het lichaam en zo is ook de kortste niet persé het laagste punt.
De processus spinosi aan de voorkant van het thoracale gedeelte leunen achterover, waarbij T2 de grootste helling vertoont. Vanaf dat punt komen ze meer en meer overeind totdat ze rechtop staan, wat meestal T15 of T16 is, maar bij sommige paarden is het T14. Daarna gaan de processus spinosi voorover leunen. Dit is erg belangrijk omdat dit het functioneren van de wervelkolom beïnvloedt.
T18 is ook zo’n wervel die je direct herkent (en nee, dat is niet alleen vanwege zijn afwijkende kleur!). T18 heeft alleen een vlakje voor een rib aanhechting aan de voorkant. Dit kun je zelf ook goed zien op de foto hierboven door de achterkant van de rechter wervel te vergelijken met die van de linker wervel.
De lengte van de processus spinosi varieert van paard tot paard, zoals ook de mate waarmee ze korter worden en de hoeveelheid spieren die er omheen liggen. Hierdoor zijn er paarden met nauwelijks schoft en paarden die een hele hoge schoft hebben. Net zo goed als er paarden zijn die een korte schoft hebben en paarden waarbij die tot ver naar achteren doorloopt. Dit zijn allemaal zaken waarmee serieus rekening gehouden dient te worden bij het aanmeten van een zadel en die soms ook voor uitdagingen kunnen zorgen om een goed passend zadel te vinden. Alternatief is dan natuurlijk om er eentje op maat te laten maken.
Aanhechting van de ribben
De ribben hebben niet één maar twee aanrakingspunten met een wervel. Ze hebben onderaan een kopje (op de foto “head”), die is verbonden met de wervels. En ze hebben een tuberculum (op de foto “tubercle”), wat een andere naam is voor het knobbeltje, dat zich hogerop verbindt met de relatief korte processus transversus van de wervel.
De ribben vormen de support en zijn een aanhechtingsplaats voor spieren die over de thoracale wervels en de ribben lopen.
De vorm van de ribben en de conditie van de spieren, die over de rug en ribben lopen, zijn tevens van groot belang bij het aanmeten van een zadel.
De vorm van de wervels is belangrijk voor de beweging van de thoracale wervelkolom. Interessant om nog wat verder te kijken naar de wijze waarop het thoracale deel van de rug beweegt en hoe deze gedurende de beweging van vorm verandert. Op naar het volgende artikel…
Bovenstaande is gebaseerd op een artikel gepubliceerd door Rod & Denise Nikkel, Western Saddle Fit, Canada. Het originele artikel vind je hier. Voor meer informatie over Rod & Denise kun je hier verder lezen.