Beweging van de lumbale wervelkolom

beweging lumbale wervelkolom paard

Als je kijkt naar de anatomie van de lumbale wervelkolom, zou je kunnen denken dat er niet zoveel beweging in zit als in de thoracale wervelkolom en dan heb je gelijk. Maar, er is nog steeds meer beweging mogelijk dan je zou denken.

Verschillende bewegingen

De drie basis bewegingen, van toepassing op de gehele wervelkolom, zijn: flexie/extensie, laterale buiging en axiale rotatie.

  • Flexie en extensie betreft het bollen respectievelijk hollen van de rug.
  • Laterale buiging is de buiging naar de zijkant, dus naar links en rechts.
  • Axiale rotatie is het kantelen of draaien van de wervel, in vergelijking met zijn uitgangspositie waarbij de wervel rechtop staat.

Een opmerking bij de interpretatie van onderzoek

Er is veel onderzoek gedaan om uit te zoeken hoeveel beweging er in alle drie de richtingen zit in de verschillende delen van de wervelkolom van het paard. Het is belangrijk om te beseffen dat de resultaten van onderzoek op verschillende manieren worden gerapporteerd. Soms wordt de hoeveelheid beweging gerapporteerd tussen twee wervels. Soms wordt de beweging gerapporteerd in vergelijking met de verticale of horizontale lijn. En terwijl een deel van het onderzoek is gedaan op kadavers, waar maximale beweging meetbaar is, zijn voor ander onderzoek levende paarden gebruikt en is gekeken naar hoe ze op natuurlijke wijze bewegen. Weten hoe men het aantal graden of een percentage werkelijk heeft gemeten, maakt een groot verschil bij de interpretatie van de onderzoeksgegevens.

De achterbenen zorgen voor de aandrijving

Zoals in het vorige artikel besproken, zijn het sacrum en bekken stevig met elkaar verbonden via het SI-gewricht. Het bekken is op zijn beurt stevig verbonden aan de achterbenen via de heup, en de achterbenen bewegen.
Als een paard van je af stapt, zie je dat zijn bekken van links naar rechts kantelt, afhankelijk van welk been aan de grond is. Kortom, alle dieren – ook wij – “wiebelen terwijl ze lopen”. Deze “wiebel” wordt doorgegeven aan het heiligbeen (sacrum) en dus aan de lendenwervels en zo door aan de rest van de wervelkolom. In feite is de verbinding van de achterbenen/bekken/heiligbeen de drijvende kracht achter de beweging van de wervelkolom zelf.
We bespraken eerder, toen we het hadden over de beweging in de thoracale wervelkolom, dat de wervelkolom niet buigt en strekt als één geheel, maar dat de beweging als een golf langs de wervelkolom loopt. Hetzelfde geldt voor de laterale buiging en axiale rotatie. In algemene bewoordingen, de beweging van de achterbenen die vervolgens naar het bekken en dan het heiligbeen wordt overgedragen, is wat de golf opstart die zich vervolgens voortbeweegt langs de wervelkolom.

Laterale buiging en axiale rotatie

Toen ze paardenkadavers testten, vonden ze heel weinig beweging tussen de lendenwervels in de zin van laterale buiging en axiale rotatie. Als je hierover nadenkt is dit logisch, want de grote dwarse processus transversi zouden elkaar raken bij te veel zijwaartse beweging. En tussen de processus transversi van de laatste paar lendenwervels bevinden zich gewichtjes/contactpunten, die in principe elke beweging in deze richtingen uitsluiten. (sommige van deze verbindingen zouden daadwerkelijk kunnen vergroeien, zodat er echt geen beweging kan zijn tussen deze wervels)

Echter, als je de laterale buiging en axiale rotatie in een levend paard meet, niet tussen de wervels, maar deze vergelijkt met de verticale en horizontale lijn, dan vind je beide bewegingen. In werkelijkheid is de axiale rotatie in een lendenwervel groter dan die van een borstwervel in de stap en draf. Waarom? Omdat de kanteling van het bekken en sacrum langs de wervelkolom door de lendenwervels naar voren wordt overgebracht. Hoe verder je naar voren komt, hoe minder de wervels worden beïnvloed door de achterbenen (en hoe meer ze worden beïnvloed door de beweging van de voorbenen en het hoofd). Maar goed, duidelijk is wel dat de beweging van de achterbenen echt de beweging van de wervelkolom aandrijft.

Flexie en extensie

Als het gaat om flexie en extensie van de rug, is de winnaar zonder twijfel de lumbosacrale overgang (tussen L6 en S1). Weet je nog hoe er een “gat” was tussen de naar voren leunende processus spinosi van de lendenwervels en de achterover leunende processus spinosi van het heiligbeen? Dat zorgt voor een enorme ruimte voor extensie (holling), die niet beschikbaar is in de gewrichten ervoor. En het betekent ook dat er meer ruimte is voor de ligamenten ertussen om mee te geven, waardoor er dus ook meer flexie (bolling) mogelijk is. In de kadaverstudies werden slechts één of twee graden beweging tussen aangrenzende lumbale wervels gemeten. Maar ze maten meer dan twintig graden beweging tussen L6 en S1! Slechts enkele van de gewrichten in de nek hebben méér dan dat.

Echter, ook al is er veel ruimte voor beweging tussen L6 en S1, dan nog heeft het buigen van het heiligbeen invloed op de lendenwervels. Als we nog even terug denken aan het ligamentum supraspinale en hoe het hoofd dat eraan trok de wervels beïnvloedde, vooral aan de voorkant van de thorax? Welnu, hetzelfde geldt aan de achterkant. Het supraspinale ligament trekt vanaf het heiligbeen de processus spinosi van de lumbale wervels naar achteren. En, aangezien ze naar voren leunen, gaan ze een beetje rechterop staan waardoor de rug een beetje ronder wordt. Het is niet zoveel flexie en extensie als mogelijk is in de borstwervels, maar wanneer het gemeten wordt bij levende paarden, gebeurt het wel. Dus wanneer je een western paard zo’n glijdende stop ziet maken, waarbij (indien correct uitgevoerd) alles in maximale flexie is, is zijn rug niet gelijkmatig gekromd. De voornaamste reden waarom een paard “zijn kont in de grond kan planten” is vanwege de beweging die mogelijk is in de lumbosacrale overgang.

Het is geen kwestie van losse onderdelen, maar van een flow…

De beweging van de rug van het paard is erg ingewikkeld. Hoewel alle drie de bewegingen in studies kunnen worden onderscheiden, vloeien ze in de praktijk samen tot een geheel. Een beweging die, als je hem zou opdelen in fases, in iedere fase van iedere stap draait en buigt. En hoe die bewegingen samenvloeien, verandert van gang tot gang…zo blijft het leven interessant!

Op naar het volgende artikel; de ribbenkast.

Bovenstaande is gebaseerd op een artikel gepubliceerd door Rod & Denise Nikkel, Western Saddle Fit, Canada. Het originele artikel vind je hier. Voor meer informatie over Rod & Denise kun je hier verder lezen.