Van de borstspieren in het vorige artikel maken we een sprong naar de achterkant naar de grote bilspier, oftewel, om het in vol Latijn te benoemen; de Musculus Gluteus Medius. Dit is een enorme spier. Het maakt een groot deel uit van de bovenkant van de romp van het paard en als je beseft wat deze spier verbindt en wat ie doet, dan begrijp je waarom die zo groot moet zijn. Opmerking: het woord “medius” komt van het Latijn, waarin het “middelste” betekent, dus deze spier wordt ook vaak de middelste bilspier of middelste gluteale spier genoemd. Maar, in dit artikel hanteer ik gewoon het Latijns en dus “medius”.
De gluteus medius ligt niet direct onder de huid, hoewel die er op sommige plaatsen niet ver vandaan ligt. Het craniale einde (richting het hoofd) wordt bedekt door de thoracolumbale fascia (m’ in de bovenstaande afbeelding) en de gluteale fascia (p’). (Fascia komt in verschillende vormen voor in het paard. Meer hierover in het artikel “Fascia in het paard“. Het fungeert onder andere als aanhechtingsplaats voor veel spieren.) Het caudale einde (richting de staart) is bedekt met de m. gluteus superficialis (o”, de oppervlakkige bilspier) en de m. biceps femoris (q).
Wanneer je die spieren verwijderd, kun je het oppervlak zien van het paard dat bedekt wordt door de gluteus medius (p in de afbeelding hierboven). De spier begint klein en plat (de aanhechting die zich op de rug bevindt. In de afbeelding aangegeven als “origin”) en kan zo ver naar craniaal liggen als L1. Hij ontstaat uit de aponeurose (grote, platte peesplaat) van het lumbale deel van de m. longissimus dorsi die eronder ligt.
Naarmate de gluteus medius naar achteren loopt, wordt de spier snel groter en is stevig bevestigd op het grote vlakke gebied aan de laterale zijde (weg van de middenlijn) van het bekken, de ligamenten die erboven liggen en tussen de verschillende delen van het bekken lopen. Dus terwijl de gluteus medius zich aan de bovenkant van de rug hecht, is het ook stevig aan het bekken bevestigd.
Het eindigt bovenaan het dijbeen. Nu zou je kunnen denken dat alles dat van het bekken naar het dijbeen loopt, het dijbeen naar voren zou trekken en het heupgewricht zou buigen. Maar kijk! Hier is nog zo’n beroemd uitsteeksel (waarvan de officiële naam “trochanter major ossis femoris” is) die een aanhechtingsplaats vormt voor pezen van spieren. De grote trochanter strekt zich uit aan de bovenkant van het dijbeen tot boven het heupgewricht, en dat is waar het grootste deel van de gluteus medius aanhecht. (Er zijn kleinere stukjes van de spier die dichtbij, maar niet precies aan, de bovenkant van de grote trochanter hechten.)
Je kunt begrijpen dat, als de gluteus medius de grote trochanter naar voren trekt, deze naar voren beweegt. En omdat het boven de heup ligt, wordt de rest van het dijbeen naar achteren getrokken. En als je iets over de werking van hefbomen weet, kun je begrijpen hoe het bewegen van dat kleine deel dichtbij het draaipunt (heupgewricht) over een korte afstand het veel langere gedeelte van het dijbeen over een veel grotere boog in de tegenovergestelde richting zal bewegen. Maar het kost veel kracht om een groot deel te verplaatsen door aan een klein deel te trekken en dat verklaart waarom de gluteus medius zo groot en zo goed verankerd is.
Wat doet de gluteus medius?
De gluteus medius is een belangrijke strekker van de heup. Wat betekent dit? Welnu, wanneer er gewicht op het been staat, is de gluteus medius een primaire spier in het bewegen van het lichaam over het achterbeen. Wanneer er geen gewicht op het been staat, geeft de gluteus medius veel kracht aan het naar achteren bewegen van het been. En vanwege de manier waarop het zich hecht aan het bekken en het lendengebied van de rug, is deze spier ook erg actief wanneer het paard steigert. (Opmerking: de delen van de spier die ergens anders hechten dan op de grote trochanter, helpen ook om het achterbeen te abduceren – naar buiten te bewegen, weg van de middellijn.)
Hoe beïnvloedt rugpijn de gluteus medius?
Wanneer bijvoorbeeld een zadel te veel druk geeft aan de achterkant, levert dit rugpijn op en zal het paard zijn gluteus medius niet volledig gebruiken, wat de kracht van het achterhand beïnvloedt.
Rugpijn kan van invloed zijn op hoe ver het paard bereid is om zijn been zowel naar voren als naar achteren te bewegen. Als je wel eens een tenniselleboog hebt gehad, weet je dat wanneer je je pols strekt (je handrug naar boven beweegt), het echt pijn doet omdat de aanspannende spier hard aan de pees trekt. Maar als je je pols maximaal buigt, doet het ook pijn. Terwijl de pees niet wordt aangetrokken als gevolg van spiercontractie, wordt er toch aan getrokken omdat de spier maximaal op rek wordt gebracht. Op dezelfde manier betekent rugpijn – rond het punt waar de gluteus medius zijn oorsprong heeft – dat het paard zijn been niet zo ver naar achteren zal uitstrekken, omdat de spier dan aan de weefsels in dit gebied trekt. Maar ook zal hij zijn been niet zover onder zijn lichaam plaatsen, als hij normaal zou doen, door de pijn die het op rek brengen van de gluteus medius veroorzaakt in de weefsels waar de spier zijn oorsprong heeft.
En nu op naar de verbinding tussen voor en achter; de belangrijkste spier van de rug: de longissimus dorsi.
Bovenstaande is gebaseerd op een artikel gepubliceerd door Rod & Denise Nikkel, Western Saddle Fit, Canada. Het originele artikel vind je hier. Voor meer informatie over Rod & Denise kun je hier verder lezen.